Je zou er moedeloos van worden als je alle ellende in de wereld op je zou laten inwerken.
Niet alleen volwassen kunnen daar gevoelig voor zijn, maar ook kinderen.
Door alle media kunnen ze al jong geconfronteerd worden met informatie waar ze nog niet aan toe zijn.
Als er dan ook nog in hun eigen leven van alles mis gaat kunnen ze gemakkelijk hun kinderlijke geloofsvertrouwen verliezen.
Kinderen die hun omgeving observeren en aanvoelen kunnen evenals volwassen met deze vragen rondlopen.
Wat is het dan nodig dat zij al jong leren zien op de Heere Jezus, zodat zij temidden van een wereld die in grote nood verkeert toch staande kunnen blijven.
Om die reden hebben wij de serie ''Zien op Jezus alleen'' uitgewerkt.
Deze serie bestaat uit 3 Bijbellessen. De eerste hiervan vind je hieronder.
Doel
kinderen leren dat ''geloven'' en ''niet zien'' bij elkaar horen. De kinderen ontdekken dat we in dat geloof, zonder direct waarneembaar zien, horen of voelen, wandelen. Ze leren dat ze zich geborgen en geleid mogen weten door Gods Woord dat altijd blijft staan en onveranderlijk is.
Inleiding
Leg een baksteen of andere zware steen buiten neer.
Vraag aan de kinderen om de komende tijd goed op te letten of er iets met die steen gebeurt.
Blijft deze wel op dezelfde plaats staan?
Verandert de steen van kleur?
Wordt hij juist groter of kleiner, sterker of slapper?
In gezinsmoment 3 wordt hier op teruggekomen.
Blinddoek één van de kinderen en laat ze geblindoekt m.b.v. jouw aanwijzingen op de rand van een tafel of iets anders heen lopen. Of laat hen (geblinddoekt) van een traptrede in jou armen springen. Spreek af dat ze heel goed luisteren naar wat je zegt, anders val je misschien van de tafel af.
Bespreek met elkaar deze ervaring.
Leg de link dat wij op deze wijze door het geloof wandelen. Geloven betekent ''niet zien'' en toch ''zeker weten''. Dat hoeft niet altijd gemakkelijk te zijn of vanzelf te gaan. Net zoals van de trap springen of geblinddoekt over de tafel lopen.
Dat kan best spannend zijn, want wij kunnen het niet (over)zien. Daarom is het nodig dat diegene die ons de aanwijzingen geeft, te vertrouwen is. Vraag aan de kinderen of de Heere God meer of minder dan papa en mama te vertrouwen is.
Verwerking
Met kinderen die al kunnen lezen kun je n.a.v. de inleiding een korte woordstudie doen.
Pak het uitgeprinte vragenblad (klik hier) erbij en lees samen de 3 Bijbelteksten hardop voor.
Vraag de oudere kinderen nu ieder woordje dat met geloof te maken heeft met rood te onderstrepen.
Help jonge kinderen daarbij.
Nog weer jongere kinderen kun je tijdens deze woordstudie het poppetje kleren laten geven met kleurpotloden, restjes papier of stof.
Daarna mogen de kinderen alle woorden die te maken hebben met ''zien'' met rood onderstrepen.
Met een andere kleur (bijv. groen) mogen ze onderstrepen wat je bent of doet als je op die manier gelooft.
Met elkaar bespreken
Bid met elkaar om in dat geloofsvertrouwen te mogen groeien.
Extra Bespreek het woord wandelen uit de tekst . Dat geloven actief is en niet stil zitten en wachten tot er iets gebeurt. Laat de kinderen het poppetje een paar stevige wandelschoenen geven.
Toepassing
laat de kinderen, als ze de les hebben begrepen, een blinddoek tekenen voor de ogen op hun werkblad. Hang het werkblad op.
Als er die week momenten komen dat zij het niet zien en het lastig vinden mogen ze elkaar erop wijzen dat geloven juist niet zien is.
Verder kun je de komende tijd het volgende werkblad ( klik hier) gebruiken.
In de eerste kolom schrijf je op wat je lastig vindt omdat je het niet hoort, ziet of voelt. Bijvoorbeeld:
er zeker van zijn dat je gered bent of
er zeker van zijn of God een bepaald gebed wel heeft gehoord.
In de tweede kolom schrijf je een belofte op uit de Bijbel die kinderen de zekerheid geeft van datgene wat zij niet waarneembaar zien, horen of voelen.
Misschien kennen de kinderen al wat Bijbelteksten uit hun hoofd die je kunt gebruiken.
Juist door uit het hoofd geleerde Bijbelteksten te gebruiken worden deze teksten praktisch toegepast en krijgen ze betekenis.
DANK JE WEL!